Topspots Klassiekergespot.nl

Topspots Klassiekergespot.nl

Het is alweer een tijd geleden dat we wat topspots van Klassiekergespot.nl hebben laten zien. Appeltje heeft weer wat in elkaar geknutseld, diep respect voor deze wandelende auto-encyclopedie. Kijk snel verder voor een nieuwe topspots met historie!

Mercedes-Benz 300 Adenauer Cabriolet



Waar Mercedes-Benz in de laatste decennia nogal is afgezakt wat betreft klasse en uitstraling - denk aan de gigantische diversiteit op het gebied van tuning - bouwde het vroeger gigantische kolossen die zich konden meten aan Jaguars en nu zelfs een veelvoud waard zijn. Het bijzonderst is de open uitvoering. Er werd namelijk een vierdeurs cabriolet aangeboden. Tegenwoordig zou men zich er het hoofd op breken hoe de stijfheid van de koets in orde gemaakt moest worden, toen ging men daar nog niet zo kritisch mee om. Het werd een extreem dure auto, wat alleen al blijkt uit het aantal gebouwde exemplaren. 65 cabrio's tegen 3.008 sedans. De kolos werd aangedreven door de 160 pk's van een drieliter zescilinder. Dit blok was later ook te vinden in de befaamde 300 SL W198, de Gullwing en de Roadster dus.


Bentley R-Type Conti Mull Fastback



De Bentley R-type luidde een tijdperk voor Bentley in van koetsen van Crewe zelf. Voorheen werd het allemaal extern gedaan, de Mk VI en de R-Type werden meestal voorzien van de "Standard Steel" koets. Echter, de mogelijkheid om een koets door een extern bedrijf te laten bouwen bestond nog steeds. Mulliner bouwde de bekendste, en de meeste. De "Continental R", - om verwarring te voorkomen noemt men hem vaak R Type Continental -, werd gebouwd van aluminium. Een voordeel is dat je veel minder last hebt van roest. In totaal zijn er maar 208 R-Types voorzien van zo'n bijzondere koets. Elk zijn ze een veelvoud waard van exemplaren met een "Standard Steel" koets. De waarde van een dergelijke auto wordt vaak aangegeven met "P.O.A.", denk hierbij aan ongeveer 3 ton.


Porsche 911 Carrera RS 3.0



Destijds was het al een begrip, nu is het dat des te meer. De Porsche 911 Carrera RS. In 1972 begon het met de Carrera RS met 2.7 liter zescilinder. Deze leverde 210 pk, meer dan genoeg voor zo'n compacte auto. Hij haalde er 240 km/u mee.
Later kwam de 911 Carrera RS 3.0, zoals afgebeeld. Deze had 229 pk achter de achteras liggen. Het was een erg snelle auto, óók omdat een groot deel van de koets vervaardigd was uit glasvezel. Het feit dat men weinig aan geluidsdemping deed droeg daar ook aan bij. Al die snelheid kon worden afgeremd door niets anders dan de geventileerde schijfremmen van de Porsche 917.
De RS 3.0 werd voornamelijk ingezet in de groep 3 racerij. Er werden dan ook zeer weinig auto’s geleverd aan particulieren, waar de 911 Carrera RS 2.7 veelvuldig werd gebouwd als “Lusso” voor op straat. Er werden maar 55 exemplaren van de RS 3.0 gebouwd.


Maserati Merak SS



Deze tamelijk kleine Maserati kon het merk wel gebruiken tijdens de oliecrisis. Dat wil zeggen: hij werd lang niet zo slecht verkocht als de Quattroporte II (vijf exemplaren) en de modellen met de grote V8 motoren. Echt een succes werd het natuurlijk nog steeds niet, daarom is het tegenwoordig ook zo’n bijzondere auto, en is het de moeite waard de auto tussen de topspots te zetten. Voor de achteras lag een V6 motor, in het geval van de drie liter versies ging het om het blok dat ook in de Citroën SM lag. Wat betreft design was de auto het kleine broertje van de Bora, die op zijn beurt weer het dashboard van de Citroën SM gebruikte. Naast de twee versies met drie liter V6 (190 pk en 220 pk voor de SS) was er een spaarversie met net geen twee liter motor, vergelijkbaar met de 208 en 208 GT4 Dino van Ferrari en de Urraco 2000 van Lamborghini. Dat kwam voordelig uit met de Italiaanse belastingen. Alledrie de auto’s werden minder succesvol dan hun krachtigere familieleden.


Bugatti T27



Wordt een auto aan de kant van de weg gespot, met twee agenten ernaast, dan is het meestal wel duidelijk hoe ver het is. De meeste auto’s op AG en KG zijn zeker niet onderbedeeld wat betreft vermogen en prestaties en zullen dus ook vaak boven de maximaal toegestane snelheid uitkomen. Echter, dit geval is wat ongebruikelijker. Vaag is nog te zien dat er een haast eeuwenoude sticker met Frans kenteken op is geplakt in zijn jonge jaren, een geldig kenteken is ver te zoeken en dan is je auto niet verzekerd. Zo rondrijden is er dan ook niet bij. Enfin, de auto zelf is natuurlijk het interessantste onderdeel. De Type 27 Brescia is een model waar maar weinig over te vinden is, zo weinig dat ik je niet eens zou kunnen vertellen of dit dan ook daadwerkelijk een Type 27 is. Hij heeft duidelijk verwantschappen met de Brescia-reeks uit de eerste decennia van Bugatti’s bestaan, maar ik moet bekennen te weinig verstand van zaken te hebben om te kunnen vertellen wat het precies is. Ik durf nog net te zeggen dat het om een originele Bugatti gaat.


Bentley S1 Continental Mulliner Coupe



Trouwe bezoeker van de KG topspots is de Bentley met bijzondere koets. Zeker de S1 Mulliner Coupé is een vaak geziene auto in de KG “top 10” omdat het een relatief veel voorkomend model is, doch erg kostbaar. Tegenwoordig maakt de naam “Mulliner” nog deel uit van Bentley’s gamma, het was immers de meest gebruikelijke fabrikant als het ging om koetsen die niet standaard werden geleverd. Van de 432 S1 Continentals zijn er maar liefst 217 geleverd met een body van Mulliner, voornamelijk coupés. Op de tweede plek kwam Park Ward (187 stuks). Park-Ward is eveneens een naam die lang stand heeft gehouden in de geschiedenis van Bentley en Rolls-Royce, denk maar aan verlengde versies van de Silver Spur en Silver Seraph.


Ferrari 250 GTB/L



Ooit was hij niet veel duurder dan een gloednieuw model van dit merk. Inmiddels is hij niet meer te betalen voor de goedbedeelde liefhebber en zijn het voornamelijk bijzonder rijke verzamelaars die hem in hun met kluisdeuren en videocamera’s bewaakte garages stallen. De 250 GT Berlinetta Lusso was gebaseerd op de 250 GTE, de enige Ferrari 250 die buiten de categorie “onbetaalbaar” valt. Het was een luxe uitvoering met, zoals duidelijk te zien is, een andere koets. Soms was deze zelfs van aluminium gemaakt, dat zijn al helemaal prijzige auto’s. De vormen kwamen uiteraard van Pininfarina, de daadwerkelijke bouw vond plaats bij Scaglietti. Een hoogtepunt is het exemplaar van Steve McQueen, dat voor $2,3 miljoen werd verkocht. Exemplaren met een minder tot de verbeelding sprekende geschiedenis kun je ook wel voor iets meer dan een half miljoen euro aanschaffen.

Mercedes-Benz 600 Combo



Mercedes-Benz heeft vroeger een aantal echte topmodellen gemaakt die men niet gauw zal vergeten. Waar huidige modellen namen als SLR en Maybach (laten we er voor het gemak van uit gaan dat het een Mercedes-Benz is) dragen, waren dat vroeger de 300 SL Gullwing en respectievelijk de 600. Ook verkrijgbaar met een ècht lange wielbasis! Deze twee hebben echter beide een korte wielbasis, en die is inderdaad korter dan je op het eerste oog verwacht. De auto oogt als een aanzienlijk verlengde 300 SEL 6.3, maar schijn bedriegt. Het stuk achter de achterdeuren lijkt een gigantische bijdrage aan de totale lengte, maar het gaat ten koste van de lengte van de achterdeuren zelf. Een 600 “Kurz” is met 545cm lengte niet veel groter dan een Silver Cloud. De lange versie is 624cm lang, iets te veel van het goede en zodoende vijf keer zo zeldzaam als de “instapper”.


Audi Front Cabriolet



Iets minder kostbaar, maar zeker niet makkelijker te spotten dan bovenstaande modellen is deze vooroorlogse Audi. Het is eens een heel ander gezicht dan de eenheidsworst die VAG momenteel maakt onder het Audi-logo. “Front” had bij deze auto een heel simpele betekenis: voorwielaandrijving. Toen was dat nog redelijk bijzonder, en alsof dat nog niet genoeg was kreeg de auto ook nog eens de titel “eerste voorwielaangedreven auto met zescilinder”. De auto was er als vierzits sedan, limousine met zes zijruiten, tweezits cabriolet en een tweezits Roadster. In totaal werden er maar 4.500 Fronts gebouwd, waarvan 1.817 200’s en 2.586 225’s.


Ferrari 250 GT SWB



Of dit de beste spot uit dit rijtje is, is iets persoonlijks, maar er is wel iets heel concreets te zeggen: dit is veruit de meest kostbare auto die er tussen staat. De straatwaarde van miljoenen euro’s haalt de 250 GT S.W.B. Berlinetta niet zo zeer uit zijn zeldzaamheid – 167 exemplaren, maar voornamelijk uit zijn racehistorie. Waar de 250 GTO nog steeds stukken kostbaarder is, was het voornamelijk de S.W.B. die menig circuit veroverde. Le Mans en de Tour de France (Niet de fiets-Tour de France dus....) maakten de auto berucht, beroemd, en des te minder betaalbaar. De auto zelf was zoals gebruikelijk bij Ferrari ontworpen door Pininfarina en op een kort chassis – wielbasis: 240cm – gebouwd bij Scaglietti. Er zijn zowel stalen als aluminium koetsen gebouwd, motorvermogens weken nog wel eens af van de gebruikelijke 280 pk, afhankelijk van waar de auto voor werd gebruikt. De auto is erg moeilijk op straat te vinden gezien de huidige straatwaarde, maar er rijden redelijk veel exemplaren in Nederland, denk aan een stuk of acht. Een enkeling is een replica op basis van een andere 250, want zo gaat dat bij extreem waardevolle, zeldzame auto’s.


Kougar Sports



Deze auto is niet zo zeer kostbaar, eerder is de auto een rariteit. Een zeldzaamheid. Maar ook een soort… Kitcar? Replica? Eigenlijk is dat moeilijk te zeggen. Tussen 1977 en 1988 werden de klassiek ogende auto’s gebouwd op basis van de Jaguar S-Type. Kant-en-klaar, maar ook als bouwpakket. Voorin pruttelde een zescilinder-in-lijn zoals ook te vinden in de S-Type en E-Type, met inhouden van 3,4, 3,8 en 4,2 liter. Het afgebeelde exemplaar zou een V12 hebben, misschien is het de 5,3 liter motor uit de E-Type Series III? Een V8 behoorde ook nog tot de mogelijkheden, namelijk de 3,5 litermotor uit de 3500. Ondanks het hoge kitcar-gehalte worden exemplaren voor vrij hoge prijzen aangeboden, reken op ongeveer dertigduizend euro. Dan heb je wel iets zeldzaams, er zijn er maar 79 van gebouwd.


Ferrari 250 GT Europa



Recent is de auto nog gespot in Laren. Nostalgische foto’s zijn zeker bij een auto als deze net iets spannender, zeker als de omgeving inmiddels totaal veranderd is. Deze oude foto’s – ingescand? – dateren van 2001, het jaar waarin ik de AH-27-75 zelf ook eens heb gespot. Deze prachtige, kostbare schoonheid was toen nog niet zo heel erg lang in Nederland, want halverwege 2000 werd de Ferrari 250 GT Europa #0365GT54 hier ingevoerd. Ondanks zijn zeldzaamheid was de auto niet geheel uniek, zo reden er al een rode en een zwarte rond. Weer een ander exemplaar met unieke Vignale koets stond bij Kroymans in zijn collectie. Het meest opmerkelijke exemplaar was een in Nederland nieuw geleverd exemplaar dat door een latere eigenaar is begraven om de verzekering op te lichten. Vervolgens is de auto – althans, wat er van over was – opgeknapt door de Hietbrink en de eerste eigenaar, inmiddels rijdt de auto hier weer rond.


Lancia Dilambda



Waar de meeste klassiekers bij de meeste mensen al weinig bekend in de oren klinken, is een vooroorlogse auto al helemaal van een andere planeet. De Lancia Dilambda is van ver voor de oorlog. In drie series werden er in totaal 1.685 exemplaren gebouwd in allerlei vormen en maten, zoals de afgebeelde vierdeurs cabriolet. Er werden ook twedeurs cabrio’s gebouwd, en uiteraard sedans. Technisch was de auto zijn tijd al vooruit. Motoren in V-configuratie waren destijds erg ongebruikelijk, de meeste blokken waren lijnmotoren. Lancia was haar tijd echter al ver vooruit. Later produceerde Lancia als één van de eerste een V6, namelijk in de Aurelia, en in de vooroorlogse Arpillia zelfs een V4! In de Dilambda ligt een V8 met een inhoud van vier liter. De 100 pk die het blok kon leveren waren er voor die tijd al erg veel, tegenwoordig is het zelfs nog niet ondergemiddeld. De auto had het wel nodig om haar 2.100 kilogram vooruit te krijgen.


Maserati Indy



In de jaren ’60 en ’70 bouwde Maserati een wat breder scala dan nu. Sedans, GT’s, sportauto’s en modellen met middenmotor. De Indy was een 2+2 met een V8 voorin. Je kon zelfs nog kiezen uit drie maten. S, M en L. 4,1, 4,7 en 4,9 liter dus. In deze zwarte Indy ligt een 4,7 liter motor met een maximum vermogen van 290 pk. Niet alleen dat is interessant, ook de buitenkant is leuk. Vignale had de auto ontworpen, en gebouwd. Hij was echter niet zo “krachtig” gelijnd als de Ghibli, die door Goirgio Giugiaro van Ghia getekend was. Maar dat is ook wel even een vergelijking…. De Indy is een leuk en betaalbaar alternatief voor zo’n Ghibli, want de laatste kost tussen de 60 en 90 mille. Een goeie Indy is er al voor de helft. Een koopje kan echter wel heel erg roestig zijn.

Reacties op dit artikel