“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”

“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”

Het was op m’n vrije maandag, na een weinig verfrissend weekend met een weinig inspirerend verslag, ik had een dag voor me en er lag al een to-do lijst met negen programmapunten op het bureau, waarvan er ten minste één was behandeld. In combinatie met het waanzinnige weer reikte mijn rechterhand naar de Lowepro-tas en mijn linkerhand naar een broekzak voor de fietssleutels. Het was tijd om even te genieten van het heerlijke weer en dat betekent dat ik voornamelijk de intentie heb mijn fotografieskills bij te spijkeren met behulp van een aantal exotic cars. Het begon op Uilenstede zou in noordelijke richting leiden om uiteindelijk bij het Amstel Hotel weer zuidwaarts te keren. Maar ik haalde de locatie nooit…

Want vlak nadat de metrohalte bij Uilenstede leek te vervagen in de denkbeeldige binnenspiegel richtte ik mijn blik recht voor me, met in mijn blikveld aan de linkerkant een klein winkelcentrum, in de rechterhoek een vestiging van Hästens, en ertussenin… Een Diablo VT. Ain’t I daydreaming? Het futuristisch ogende, doch duidelijk jaren ’90 uitziende motorvoertuig reed het parkeerterrein bij de winkels op, op zoek naar een parkeerplaats.

“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”

Tegelijkertijd probeerde ik zo snel mogelijk veilig aan de overkant te komen, met de nadruk op snel en veilig als bijzaak. “Volgens mij kennen wij elkaar hè?”, zei ik, overigens nog steeds proberende het gezicht van de man thuis te brengen. Niet mijn sterkste kant als het gaat om mensen die ik precies één keer heb gezien, te weten 9 maanden terug. “Jim, toch?”, was het antwoord, waar ikzelf moet bekennen me geen naam meer kan herinneren bij de man in de auto. Met een beetje bekijks werd de auto geparkeerd, praatten we even en kwam mijn nooit-geschoten-is-altijd-mis-instinct als autospotter opborrelen. “Of je zo mee kan rijden? Ja, tuurlijk, als je blijft wachten tot ik klaar ben kun je zo instappen”. Tsja, met zo’n vooruitzicht tel je de secondes wel een beetje af, maar gelukkig was de camera mee en kon ik me aanvankelijk richten op het vastleggen van deze waanzinnige bolide, me tussendoor ergerend aan de combinatie van direct zonlicht en zilvermetallieke lak.

“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”

Moeilijk vast te leggen, dus we schieten maar lekker op RAW mocht er iets te corrigeren zijn. Tussendoor werd ik ook nog vermaakt door verbaasd kijkende mensen, vragen over de specificaties, en verrassende waarnemingen van nabij geparkeerde mensen die op het punt stonden weg te rijden, het geeft me ruimte om wat meer te fotograferen, verder is het geen heel gemakkelijke omgeving om fotografische creativiteit in kwijt te kunnen. Ach, een geleerd fotograaf kan te allen tijden iets moois maken in de minst inspirerende situaties, ik verzamelde gewoon maar wat nieuw beeldmateriaal omdat ik na de vorige keer nog steeds niet genoeg had. Alles met de deuren open en op den duur wordt dat een beetje boring, met deuren dicht komen de vormen het beste uit.

“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”

Zo nu en dan komt er een negatieve opmerking over een autoradio die niet meer hoorbaar is tijdens het rijden en wat geblaat eromheen, waar ik me eigenlijk niet eens bewust was dat er naast een aan vier ter hemel priemende uitlaten gekoppelde 5.707 cc metende V12 nòg meer geluidsvoorziening in de auto aanwezig was. Overigens is het ook een prima warmtevoorziening, zo getuigen de kromgetrokken opgelegde letters op de gele plaat. Na iets meer dan een half uur zag ik weer een bekend gezicht, met skischoenen en een bos autosleutels in de hand. De magie begon al bij het instappen, hoe kom je in hemelsnaam in een Diablo? Deur omhoog, met je rug richting de auto, zitten en een kwartslag draaien. Nog een paar keer lezen en het is een eitje!

De sleutel ging in het contact, er werd wat gespeeld met de pook in het dubbele-H patroon, overigens meer lijkend op anderhalve H, en hij werd linksvoor ingezet om achteruit te rijden. Ja, daar zit bij de Diablo de achteruit. Zonder de exhibitionistische act van met-de-deur-open en hangend over de dorpel werd de auto uitgeparkeerd en begon de rit. Meteen al een stoplicht en een bocht om de halte Van Boshuizenstraat heen. Daar was een mooi stukje vrij baan. De rijstijl is makkelijk te beschrijven: pedal to the metal. Full throttle. Gewoon zo snel als de omgeving aan kan en op tijd in de remmen. Simpel toch? Het is geen man van de auto’s, of een getraind liefhebber, dit is wat we noemen: de rijder. Voor de fervente spotter is het een hele belevenis om met een heel ander type autoliefhebber te praten, geen details over welke bijzondere auto’s we nog meer zo geweldig vinden of wat de absolute favoriete auto is, wanneer de liefhebberij is begonnen en wat we vroeger het liefste wilden rijden. Dit ging allemaal over snelheid en sensatie. Het klinkt in mijn kring van liefhebbers allemaal wat oppervlakkig en simpel, zeker gezien de poll genaamd ‘pk’s versus design’ (waar de Diablo overigens beide in uitblinkt), maar we hebben hier ècht niet te maken met één-of-andere sjon die zijn Civic heeft voorzien van een regenpijp als uitlaat, noch tref ik beruchte No Fear stickers aan. Waarom zou je het meedelen als het ook gewoon uit je weggedrag blijkt? Ondertussen zijn we niet aan het rijden, maar staan we vooraan bij het stoplicht aan de halte Boelelaan/VU, waar zonder enige twijfel hordes mensen staan te kijken. Ik kan ze niet zien aangezien een dak op 1105 mm hoogte mijn uitzicht belemmert. Vooraan bij het stoplicht + vrij baan na de bocht is net zo gemakkelijk als 1+1; het kan maar één ding betekenen. Ik kan vanaf mijn plaats niet zien waar de rechtervoet mee bezig is, maar ik merk het wel. Ik concludeer aan de toenemende druk op mijn rug en een woest klinkend gesnerp achter me dat deze voet vastberaden richting de vloer wordt gedirigeerd. We moeten erg veel aandacht hebben getrokken, dat is bijzaak, want 530 pk heb je niet voor niets. Als het kan, dan doe je het. Dat is het hele motto van deze rit. “Mijn vrouw rijdt ook flink door, maar bij 260 km/u houdt ze het wel voor gezien. Ik denk dan “Why not? Je hebt vrij baan en kan gemakkelijk nog harder, dus grijp ik mijn kans”. Zijn vrouw blijkt ook een echte speedfreak, het was overigens het eerste wat ik van de auto wist.

Drieeneenhalf jaar geleden spotte ik de auto voor het eerst, met de dame in casu achter het stuur. We stoppen naast een Leger Des Heils container, waar ik uitstap om de zak met kleding in te doneren. De deuren zijn prima te bedienen, en het is fijn dat je niet het risico loopt je deur tegen een paaltje aan te rammen. Ik zetel me weer in de fijn zittende stoelen en grijp met gestrekte arm naar het handvat. We rijden weer verder en wringen ons tussen de andere auto’s. “Waarom hij zilver is, en niet geel? Ik ging daar niet over, we hadden een deal. Ik koos de auto uit, zij mocht de kleur kiezen”. Het is leuk om iets te horen over vrouwen die iets met auto’s en snelheid hebben, want die wereld bestaat voor het grootste gedeelte uit mannen. Op AG hebben we Annemieke, op Autoblog maakt Lotte het verschil. That’s it. We rijden relatief rustig door de Zeilstraat en stoppen tussendoor nog netjes voor een tweetal mooie dames. “We rijden al zo asociaal; heel hard en met erg veel geluid. En er zijn natuurlijk al zulke vooroordelen over mensen met zulke auto’s. Op deze manier probeer ik toch te laten zien dat het best anders kan”. Dat doe je natuurlijk niet door je keurig aan de snelheidsregels te houden had ik zelf al begrepen, als je 530 paarden hebt laat je er toch ook geen 300 achter in de stal? Via de Aalsmeerweg rijden we A10 op en daar begint de pret natuurlijk weer. “Het is een kwestie van motivatie, geluk en hard werken wil je zo’n auto kunnen betalen. Ik heb dat destijds gehad”. Gelukkig ben ik zelf al blij met het zien van al die schitterende auto’s en zo nu en dan met een stuk meerijden, want ik zie mezelf toch nog niet alles op alles zetten om een paar ton opzij te kunnen leggen voor zo’n machine.

Overigens is een Diablo tegenwoordig best voor honderdduizend euro te vinden, maar toch… Denk ook aan onderhoud en brandstof, zeker met deze (verleidelijke) rijstijl. Het is een constante eruptie van vermogen, resulterend in indrukwekkende acceleraties. Gewoon zo hard als de omgeving toestaat, er wordt dus te allen tijde intensief gestruind naar ruimte op de linkerrijstrook. Het tempo gaat richting de 200, een snelheid waar we niet vaak boven komen op de Nederlandse snelwegen. Maar hij heeft al voor hetere vuren gestaan. “Alles tussen nul en tweedertig is voor mij nul, daarboven begint het pas”. Het klinkt misschien erg groots, zoals in de bekende reclame waarin een sjonnie in een oude Opel tegen oom agent beweert dat het 230 was, maar ik twijfel eigenlijk niet aan wat ik zelf net heb gehoord. Op een gegeven moment zitten we dan ook tegen de 220 km/u aan, het is alleen niet van lange duur want er probeert iemand uit te voegen en die zit nou net recht voor ons. Maar het gaat prima. De Diablo is dan wel een tikje outdated als het om performance, handling and braking gaat, maar dit is goed te doen. M’n foto van de snelheidsmeter mislukt in alle haast dan ook jammerlijk. “Op deze manier rijd je wel erg duur en onzuinig, dus soms rij ik gewoon honderdtachtig in zijn vijf”. Ik ben zelf opgevoed met afgereden tweedehandsjes en keurig weggedrag, heel soms 140 km/u in een stoute bui, dus ik moest mezelf er even van overtuigen dat het er echt heel natuurlijk uit kwam, niet echt als een sterk verhaal. Maar dat had ik die rit wel al gemerkt. We nemen de afslag Amstelveen, rijden er doorheen en komen langs de straat waar onze vertrouwde Maarten woont. “Jaren geleden heeft een goede spotmaat van me deze auto daar gespot, geinig he?”. Zoiets herinner je je natuurlijk niet letterlijk, maar ik kreeg in ieder geval geen ontkennend antwoord. Ik uitte me er nog eens over hoe fantastisch ik het vond om weer mee te mogen rijden in mijn favoriete supercar allertijden. Echt waar, de Diablo staat bovenaan bij mij. “Ik had in deze tijd ook andere dingen kunnen doen, maar ik vind het leuk om mensen iets te geven. Als iemand graag mee wil rijden, dan heb ik dat in de aanbieding, waarom niet? Altijd maar die mensen die daar moeilijk over doen. Ik doe zo veel mogelijk mee aan ritten voor goede doelen, zoals de Maarten Memorial”. Ik vind na een korte zoekactie inderdaad foto’s van een Diablo bij de Maarten Memorial van 2006, niet dat ik twijfelde aan zijn woorden, maar het leek me gewoon leuk om de auto eens ergens anders tegen te komen. De rit loopt tegen zijn einde, we scheuren nog even de Beneluxbaan af, langs Uilenstede, de Buitenveldertselaan op en keren bij het winkelcentrum waar mijn fiets nog braaf op me staat te wachten. Ik maak nog een laatste foto en ga ietwat trillend naar Uilenstede om mijn enthousiasme aan iedereen te vertellen, telefonisch.

Ik grijp naar mijn zakken om hem te pakken, maar… Non reperire possum. Zoals dat zo mooi heet in het Latijn. Ik kon hem niet vinden! Het was niet al te moeilijk om te raden waar hij was gebleven, in-en-uitstappen brengt je toch in moeilijke posities. Daarnaast zijn mijn broekzakken niet ideaal vormgegeven wat betreft verliesveilgheid. Ach, dat komt nog wel. Een uur later fiets ik maar richting Amsterdam en bel een beetje beschaamd aan of hij nog één keer de Lambo voor me wil openen. Nadat het alarm een halve minuut lang zijn werk heeft gedaan gaat de deur open, het licht aan en wordt mijn telefoon bevrijd uit de Diablo. Het was nog maar de vraag wat er deze keer zou gaan gebeuren, de vorige keer hadden we een lege tank en stonden we tweehonderd meter voor een tankstation stil, deze keer ging het hier mis. Zoiets heet een Freudiaanse vergissing, als je ergens graag terug wilt komen laat je er onbewust wel iets liggen dat je per se terug moet hebben…

“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”“Maar soms ook gewoon 180 in z’n vijf”

Reacties op dit artikel