Klassiekergespot maandoverzicht januari

Klassiekergespot maandoverzicht januari

Op KG is komen op maandbasis weliswaar minder spots langs dan op AG, maar de bijzondere auto’s zullen er altijd tussen blijven zitten. Ik neem jullie weer mee naar het verleden met een prachtig overzicht van de vele klassiekers die op Klassieker gespot kwamen!

Alfa-Romeo Montreal

Marcello Gandini was degene die dit briljante ontwerp maakte in opdracht van Alfa-Romeo, werkend voor Bertone. Alfa-Romeo bouwt doorgaans middenklassers, maar vindt het leuk om zo nu en dan eens iets excentrieks op de markt te zetten. Zagato werd al een aantal keren ingeschakeld voor onder andere een heel aparte 2600 Sprint, de TZ-1 en TZ–2, en de Junior Zagato. OSI had de aparte OSI 2600 ontworpen, Touring bouwde schitterende door Pinin Farina ontworpen cabrio’s rond 1960, en Ghia waagde zich zelfs ook nog een keer aan een wel heel bijzondere 1900. Maar Bertone bleef de beste tussenmaat voor excentriek en verkoopbaar. Ze vielen in het oog door hun schitterende vormen, net als de aerodynamische Sprint Speciale, maar toch werden er nog enkele duizenden gebouwd waar dat zeker niet gold voor creaties van andere bovengenoemde designhuizen. De Montreal was uitgerust met een aluminium 2,6 liter V8 met vier bovenliggende nokkenassen, afgeleid van racetechniek. Het was dan ook een dure auto, waarvan er maar 3.925 werden verkocht. De prijs was destijds f.42.111, net zo duur als een Alpine A310 (viercilinder!), BMW 2.5 CS, en Jaguar XJ6 3,4.



Aston-Martin DB6 Volante

Na de DB4 en de DB5 kwam logischerwijs de DB6. Hoewel… De DB4 was de opvolger van de DB2 en tussen de DB7 en DB9 zat geen DB8. De DB6 was een nieuw gezicht in 1965, want de DB5 en DB4 leken erg veel op elkaar. De DB6 was duidelijk anders door onder andere de zwaarder ogende kont. Maar er waren nog wel veel invloeden van de voorgangers te ontdekken, en de motor bleef aanvankelijk zelfs ongewijzigd: een zescilinder-in-lijn motor met een inhoud van vier liter en een maximum vermogen van 282 pk. De laatste 244 auto’s heetten MkII, die hadden 314 pk. 325 pk was er voor de Vantage. Uiteraard was de auto er óók nog als cabriolet (afgebeeld), die voor het eerst in Aston-Martins geschiedenis de naam “Volante” mee kreeg. Voorheen was dat gewoon “Cabriolet”. Inmiddels zal bijna iedereen de term “Volante” aan Aston-Martin koppelen. Er zijn er maar 178 geleverd.



Bizzarrini GT 5300

Hij lijkt opeens niet meer zo zeldzaam. De laatste tijd lijkt er een Bizzarrini-invasie in België te heersen. Ze staan nou niet bepaald op elke straathoek, maar na jaren niets over het merk te hebben vernomen zijn er de laatste twee maanden opeens drie verschillende exemplaren gespot door onze zuiderburen. De GT 5300 was een raceversie van de Iso Grifo, maar dit zijn wel twee afzonderlijke merken. Voorin lag natuurlijk wel weer Amerikaanse techniek. De 5,4 liter V8 kwam van Chevrolet, en lag destijds dan ook in de C2 en later in de C3. Er waren destijds best veel kleine Europese merken die motoren uit Detroit haalden, zoals DeTomaso, Facel-Vega, Jensen, en Bristol. Ook dat waren geen massaproducten, in tegenstelling tot de Amerikaanse auto’s, waar de blokken uit kwamen. Van de GT 5300 zijn er maar 149 gebouwd, maar van de Europa, met “zuinige” 1,9 liter viercilinder van Opel, zijn er maar 15 gebouwd (óók gespot!). Een 5300 GT is tegenwoordig 200-350 mille waard.



Bitter SC 3,9

Het is niet een auto die direct in het oog springt, maar daar is het ook een liefhebbersauto voor; een auto die je alleen zal kennen als je veel bezig bent met auto’s. Toch is hij niet geheel uit onbekende stof ontstaan, want het was aanvankelijk het idee van Opel om de auto te bouwen. De Senator, de duurste Opel, diende als basis voor de SC, maar Michelotti uit Italië was verantwoordelijk voor het design. Overeenkomsten met de Fiat 130 Coupé, Ferrari 400i, en Rolls-Royce Camargue, die ook in die periode in Italië waren ontworpen, vielen dan ook echt op. De auto werd aangedreven door een V6 van Opel, met een inhoud van 3,0 liter. Maar er was ook een 3,8 liter motor beschikbaar, die men 3,9 noemde, zoals in het afgebeelde exemplaar. Dit gaf hem 210 pk, resulterend in 225 km/u. Het waren dure auto’s, maar momenteel zijn ze niet erg veel meer waard. Het bijzonderste zijn de sedan (vijf stuks) en de cabriolet (30 stuks), waarvan elk tenminste één keer voorkomt op Nederlands kenteken.



Cadillac Fleetwood Four Door Custom Convertible

Waar de Cadillac Series 60 Fleetwood Special Sedan in 1959 al een bijzonderheid was, is er een klein aantal exemplaren omgebouwd tot de afgebeelde Four Door Custom Convertible. Niet alleen is het een erg zeldzaam model, de constructie kom je ook niet vaak tegen aangezien het een heel negatieve invloed heeft op de stijfheid om een vierdeursauto te onthoofden. Voorin bromt een 6,4 liter V8, die in staat is tot 325 pk bij 4.800 tpm. Het afgebeelde exemplaar was ook te zien bij de Geleense Oldtimerparade in augustus 2008. Als iemand meer informatie heeft over deze auto is dat welkom, want er is maar erg weinig over te vinden.



Chevrolet Corvette C3

Eigenlijk is dit niet eens zo’n heel erg uitzonderlijke auto, gezien de criteria die hiervoor worden gehanteerd. Er zijn er bijvoorbeeld tweehonderdduizend van gebouwd, hoewel zo’n hardtop alsnog redelijk zeldzaam is. Maar daar gaat het nu even niet om. Het zijn voornamelijk de opvallend mooie foto’s die in het oog vallen. Er is veel gebruik gemaakt van een supergroothoekobjectief, maar toch staat de auto er mooi overzichtelijk op. Meestal komt het niet goed tot zijn recht bij een object als een auto. Matthias, voornamelijk veel actief op Exoticsonroad, maakte een tocht in de omgeving van Hannover met deze schitterende Corvette.



Daimler DS420 Cabriolet

De Daimler DS420 was een betaalbaar alternatief voor de Rolls-Royce Phantom VI. Enerzijds natuurlijk nog steeds erg duur, maar anderzijds was die Rolls-Royce wel zo astronomisch veel duurder dat je er een handjevol DS420’s van had kunnen kopen. Er zijn dan ook ruim vijfduizend van deze Daimlers gebouwd. Niet superveel, maar het is zeker niet slecht voor zo’n kolos. Enkele hiervan zijn geleverd als landaulette, met een open passagiersruimte. De meeste hiervan worden ingezet als trouwauto’s, maar het afgebeelde exemplaar waarschijnlijk niet. Voorin ligt de veel gebruikte 4,2 liter V8 die ook in veel Jaguar E-Types en Sovereigns ligt. Dit blok levert 248 pk, en dat is zelfs voor zo’n grote auto eigenlijk al voldoende. Het opmerkelijke is dat deze auto net als de Phantom VI nog gebouwd werd tot aan het begin van de jaren ’90. Heel duur zijn deze Daimlers momenteel niet, maar onderhoud is wel prijzig.



Dodge Charger

Veel auto’s werden bekend door televisieseries. De Pontiac Trans-Am werd bekend als KITT in de serie Knightrider, Aston Martins werden veelal bekend in James-Bond films, de Dodge Charger heeft er ook al heel wat acteerwerk op zitten. In 1979 werd The Dukes of Hazard voor het eerst uitgezonden, een avontuurlijke serie op het Amerikaanse platteland. Hierin speelde een ’69 Charger RT de hoofdrol. Of eigenlijk een stuk of 300 exemplaren, aangezien stuntwerk onmisbaar was in een dergelijke serie… Afgebeeld is een ‘68’er, die er net iets anders uit zag. Vroegere en latere versies verschilden wat betreft uiterlijk aanzienlijk. Ook wat betreft motorisering. 5 liter was mogelijk, en 6,2 liter ook, maar de 7,2 liter motor uit de R/T was het neusje van de zalm. Dit blok leverde maar liefst 380 pk, waar 425 pk ook tot de mogelijkheden behoorde. Daarvan zijn er maar 20.100 gebouwd, en is in Nederland dus zeker zeldzaam.



Delahaye 135

Vroeger had Frankrijk eigenlijk veel meer exoten dan nu. Talbot-Lago, Delage, Hotchkiss en Delahaye waren vroeger de sportieve doch luxe auto’s die men daar bouwde, en Bugatti is momenteel eigenlijk nauwelijks meer Frans te noemen. Delahaye was een merk met racehistorie, maar er werden ook snelle cruisers gebouwd zoals de afgebeelde 135 uit 1949. Net als Bentley eigenlijk. De 135M kostte destijds ongeveer 23.000 gulden. Een stuk goedkoper dan een Bentley, maar die zijn sowieso nogal overpriced. Alsnog ging het merk vlak na de tweede wereldoorlog ten onder, aangezien de markt voor dergelijke Franse auto’s hevig inzakte. Hotchkiss nam het stuur nog eventjes over, maar ging kort daarna, in 1954, zelf ook failliet. De afgebeelde 135 is een cabriolet, maar welke coachbuilder zich er op heeft gestort is niet bekend. De foto’s van de spot zijn al van een tijdje terug, momenteel rijdt de auto rond met een andere koets (onder). De waarde van een dergelijke auto ligt in de buurt van ongeveer een kwart miljoen euro.


Jaguar C-Type

Sommige spots zijn te mooi om waar te zijn. Zou het dan echt om één van de 54 onbetaalbare racers uit de jaren ’50 gaan? Het is inderdaad te mooi om waar te zijn. Het is namelijk niet waar. Op basis van de MkII uit de jaren ’60 werden voor de liefhebbers dan ook replica’s gemaakt, dus het is nog wel een èchte Jaguar. Een echte kost ongeveer een half miljoen euro – als het nier meet is – een replica kost ongeveer een halve ton. Ook niet niks. De auto is zo bijzonder omdat er aan het begin van de jaren ’50 mee werd geracet. In 1951 werd Le Mans ermee gewonnen, en in 1953 alweer met een gemiddelde snelheid van boven de 160 km/u!



Jaguar Mk IV 2.5 Litre

SS Cars Ltd. ging na de stop van de tweede wereldoorlog weer verder met auto’s bouwen. Logischerwijs niet onder de naam SS om ongewenste associaties te vermijden. Het werd Jaguar, met een mooi jachtluipaard op de neus. Net zoals Rols-Royce zijn “Emily” had, en er nog tal van andere prestigieuze merken waren die mee deden met deze trend. Deze auto’s heetten eigenlijk 1.5 Litre, 2.5 Litre, en 3.5 Litre, maar na de tweede wereldoorlog (ze werden al vanaf 1938 gebouwd) werd de naam Mk IV toegekend om ze van de Mk V te onderscheiden. De 2.5 Litre is de meest gebruikelijke, er zijn er tussen 1945 en 1948 6.778 van gebouwd. Ongeveer net zo veel als van bijvoorbeeld de Bentley Mk VI, een auto uit dezelfde tijd die hier redelijk veel op leek. Dat is vrij veel, maar niet genoeg om ze regelmatig tegen te komen. Jaggie spotte deze Jaguar, en een Mk V, in Londen bij een bruiloft.



Jaguar Mk V

De Mk V volgde in 1949 de Mk IV op, maar was eigenlijk geen geheel nieuw model. Dat kwam pas in 1950, de Mk VII. Mk VI was al bij Bentley in gebruik, dus heeft Jaguar deze naam overgeslagen. Voor de Mk V was de viercilinder verdwenen, want die lag destijds voorin de 1.5 Litre. Het zijn verder details die het verschil maken, zoals koplampen die in de voorspatborden waren geïntegreerd en op de achterwielen zaten afdekschermen zoals veel andere modellen dat ook hadden. Ook in Frankrijk bijvoorbeeld, zoals op de Talbot-Lago’s. In de korte periode waarin de auto werd gebouwd – 1949 tot en met 1951 – werden er nog 9.492 gebouwd. De Mk VII ging daar overigens heel ruim overheen.



Ferrari 288 GTO

De 288 GTO staat aan het begin van Ferrari’s geschiedenis in non plus ultra modellen; het uiterste dat er te koop was. De 288 GTO werd gebouwd als Groep B raceauto, maar moest wel 200 keer gebouwd worden voor homologatie. Het werden er 272. Niet zo’n uitschieter als de F40, maar alsnog ruim boven het benodigde aantal. De grove lijnen van de auto zijn ongeveer hetzelfde als die van de 308, maar de wielbasis is 12 centimeter langer, de voorbumper is groter en herbergt vier mistlampen, hij heeft een geïntegreerde achterspoiler, de versnellingsbak is zichtbaar, de kont is breder, en in de achterschermen zitten luchtsleuven. Oh ja, niet te vergeten, de motor die erin lag was heel anders. Deze had een iets kleinere inhoud (2.855 cc)en er zaten twee turbo’s aan, wat het vermogen op 400 pk bracht en een topsnelheid op 305 km/u! De auto werd al heel gauw opgevolgd door de F40. Die is veel minder zeldzaam en veel bekender dan de 288, maar ook de GTO is verschrikkelijk duur. Reken op ongeveer drie ton, als het niet meer is.



Porsche 904 GTS

In 1964 werd de 904 uitgebracht als opvolger van de 718 uit 1957. Het was destijds de eerste Porsche die van wit glasvezel werd gemaakt, waardoor de auto maar 655 kilo woog. In het debuutjaar werden er ongeveer honderd gebouwd, elk uitgerust met tweeliter viercilinder die ook in de 356 Carrera lag (130 pk), maar in de 904 was dat 180 pk. In 1965 werd er een aantal exemplaren gebouwd met de zescilinder uit de Porsche 911, en er werd zelfs nog een handjevol 904’s voorzien van een achtcilinder die was afgeleid van het blok dat in 1961 in de Porsche 804 lag. De laatste auto verreed formule 1 races, de 904 reed mee in de GT-klasse. Overigens is een deel van de 904’s straatlegaal in verband met homologatie-eisen. De afgebeelde auto staat in Engeland geregistreerd als Porsche, maar dergelijke auto’s worden óók veel gerepliceerd. Eventueel op basis van een donor Porsche.



Rolls-Royce Silver Spur Park-Ward

Één van de meest uitgebreide reeksen van Rolls-Royce moet de Silver-Spirit/Silver-Spur reeks wel geweest zijn. Deze werd in 1980 gelanceerd met de Spirit en de 10cm langere Spur, die beide aanvankelijk erg goed werden verkocht, zelfs vergeleken met de Silver Shadow. Naast de gebruikelijke versies met 306 en 316 cm wielbasis werden er ook verlengde versies verkocht, wat op ging voor elke generatie. De afgebeelde Silver Spur Park-Ward was zo’n beetje de laatste versie, tussen 1997 en 1999 werden er 59 exemplaren gebouwd voor trouwe klanten. Overigens was dit nog maar één van de vele verlengde versies, er werden tussen 1992 en 1997 103 Touring Limousines afgeleverd en 52 Park-Ward’s die er ongeveer hetzelfde uitzagen. De auto’s waren uitgerust met allerlei interessante opties die momenteel niet allemaal even veel indruk meer kunnen wekken, zoals een ingebouwde telefoon…



Lambo Combo

Eigenlijk zie je het tegenwoordig regelmatig in steden als Londen en Monaco. Meerdere Lambo’s vlak naast elkaar. Maar dat zijn veelal Murciélago’s en Gallardo’s, relatief veel voor komende modellen. Vier oudjes op een trailer is daarentegen wat zeldzamer, hoewel het niet onwaarschijnlijk is dat het om één eigenaar of garagist gaat. De zilveren en de blauwe zijn Jarama’s, wat de andere twee zijn spreekt voor zich, lijkt me. Beide waren destijds revolutionair, de Miura was één van de allereerste auto’s met middenmotor en de Countach was destijds op zijn zachts gezegd choquerend. Deze had aanvankelijk de 3,9 liter V12 van de Miura, maar het blok groeide tot 5,2 liter/455 pk in de 5000QV. Deze volgde de LP5000S op, een versie die ondanks zijn naam een kleinere (4,8 liter) motor had. Zo’n Miura kost momenteel ongeveer vier ton, een Countach is al wat schappelijker geprijsd met een prijs van rond de honderd ruggen, een Jarama heeft met enkele tientallen duizenden euro’s de laagste aanschafprijs.

Reacties op dit artikel


Stem nu voor de spot van de dag