KG Topspots deel III

KG Topspots deel III

Het is alweer een tijdje geleden dat het laatste Klassiekergespot overzicht op de frontpage stond, maar gelukkig kent Klassiekergespot weinig spoedeisende scoops. Alsnog is er vrij veel mede te delen betreffende echt exclusieve klassiekers, want gelukkig zijn er genoeg eigenaren die hun verouderde modellen uit de garage halen. Voor het gemak zijn ze even gesplitst in sedan, coupé, en cabriolet, waarvan de cabrio-aflevering later nog zal verschijnen.

Luxe sedans en LWB’s

Lincoln 505 B

Lincoln is altijd al een producent geweest van de luxere Amerikaanse auto’s, ook in de jaren ’20. Als één van de talloze leverbare modellen aan het begin van de jaren 30 werd de 505 tussen zijn ‘familieleden’ beschreven als een “4 door sedan Murray 5 passenger”, een ruime sedan dus. Voorin bromt een V8 motor, want dat kon niet ontbreken in een luxe sedan uit die jaren. Helaas is er nogal weinig te vinden over deze auto, maar zeker is wel dat hij stukken zeldzamer en kostbaarder is dan bijvoorbeeld een Ford A, een andere gezinsauto uit die periode.




Mercedes-Benz 600

Wisten jullie dat de twee afgebeelde exemplaren met droge ogen worden geïdentificeerd als Short Wheelbase? De 600 werd namelijk óók nog geleverd als Pullman, met 70 centimeter extra wielbasis! De afgebeelde exemplaren hebben een wielbasis van 3,20 meter en zijn 5,45 meter lang. Door de rechte en eentonige lijnen lijkt de auto echter aanzienlijk langer dan bijvoorbeeld een Silver Cloud, maar het verschil is verwaarloosbaar. Het was destijds één van de allerduurste auto’s, hoewel de Rolls-Royce Camargue en Phantom V/VI hem destijds alsnog degradeerde tot ‘slechts een Mercedes-Benz’ wat betreft prijsklasse. De ‘korte’ versie is de meest geproduceerde met 2.190 exemplaren. 487 exemplaren werden geleverd met de extra lange wielbasis, en dáárvan waren er 59 gebouwd als Landaulet. Zie de Maybach als opvolger van deze auto, ook leverbaar als 'korte', XXL, en XXL Landaulet.




Rolls-Royce Silver Wraith Hooper 4-door Saloon

Veruit het meest veelzijdige naoorlogse model van Rolls-Royce was de Silver Wraith, een soort ‘hybride’ van een vooroorlogs en een naoorlogs model. Zo was dit als eerste model van na de oorlog nog leverbaar aan een ruim scala van koetsen van buiten Rolls-Royce zelf, omdat er nog geen standaard body werd geleverd. In 1949 kwam dan het eerste model uit dat voornamelijk als zogenaamde ‘Standard Steel’ werd geleverd, de Silver Dawn, maar de veel duurdere Silver Wraith bleef veel succesvoller. De Silver Dawn was wel populair in Bentley-formatie. De afgebeelde auto is voorzien van een Hooper koets, een koetsenbouwer die voor de oorlog veel voor Rolls-Royce deed maar na de oorlog niet meer, maar in de jaren ’80 nog wel enkele rariteiten in kleine serie bouwde, zoals deze Silver Spirit. Er zijn 1.883 Silver Wraithes gebouwd, 1.244 met korte wielbasis (afgebeeld) en 639 met 15 centimeter langer chassis.




Maserati Quattroporte I

Auto’s die momenteel disproportioneel weinig meer te zien zijn, zijn de oude Quattroportes. De eerste serie om precies te zijn, die met 759 exemplaren eigenlijk stukken succesvoller was dan de momenteel ‘modalere’ Sebring en Mexico. Vreemd maar waar, waarschijnlijk is de import van de laatste twee modellen de laatste jaren wèl erg toegenomen door een grote vraag, maar die van deze bijzondere sedan niet. De auto was leverbaar met 4,1 liter V8 en 4,7 liter V8, respectievelijk 260 en 300 pk. Dat was vrij veel in die tijd, Rolls-Royce’s en Bentley’s haalden destijds bijvoorbeeld veel minder vermogen uit veel grotere motoren. Maserati had dan wel een reputatie als bouwer van sportauto’s hoog te houden, maar Bentley’s waren in de jaren ’20 ook legendarisch op het circuit en daar was niet echt meer iets concreet van terug te zien in die tijd. Het waren overigens ook geen concurrenten, de Quattroporte moest het destijds opnemen tegen auto’s als de DeTomaso Deauville en de Iso Rivolta Fidia S4.




GT’s en coupé’s

DeTomaso Longchamp

Dit model werd met twee verschillende badges geleverd, en het ging dan in wezen ook om twee verschillende auto’s. De Longchamp was er ook als Maserati Kyalami, aangedreven door een echte Italiaanse powerplant, maar de DeTomaso moest het doen met ‘slechts’ een Amerikaanse motor. Een Ford motor om precies te zijn. Maar is dat eigenlijk wel zo’n nadeel? Gevoelsmatig is de Maserati veel ‘Italiaanser’ en tevens is het een legendarischer merk, maar vergeet niet hoe fragiel Italiaanse techniek kan zijn. De Amerikaanse motoren waren wat ongenuanceerder, maar tegelijkertijd ook steviger, massiever en duurzamer. De Maserati is daarmee in wezen de ‘gevoelsmatige’ winnaar, en de DeTomaso is in dit opzicht de verstandigste koop.




Ferrari 365 GTB/4 Daytona

De Ferrari 365 was er in talloze vormen, waarvan de afgebeelde 365 GTB/4 zonder meer de meest bekende en kostbaarste is, om nog maar te zwijgen over de zeldzame ‘Competizione’. Pininfarina had de auto voorzien van lijnen die een duidelijk andere taal spraken dan de andere 365’s, dit was een echte supercar. Of i ieder geval was de auto meer supercar dan GT, waar de GTC en GT 2+2 duidelijk Grand Tourers waren. Deze auto’s zijn dan ook een stuk kostbaarder dan de iets simpelere vierzitters, reken op ongeveer tweeëneenhalve ton. Originele Spiders en California Spyders zijn overigens nog aanzienlijk meer waard wegens hun zeldzaamheid, de GTB/4 is met 1.260 exemplaren namelijk niet vreselijk zeldzaam.




Mercedes-Benz 300 SL Gullwing

Samen met de SSK en de 600 kan deze auto zich rekenen tot grootste legende uit de historie van Mercedes-Benz. De auto is bijzonder mooi vormgegeven, zit vol met innovatieve techniek, en heeft bovendien de indrukwekkende vleugeldeuren. Die doen het hem wel, want de auto is kostbaarder dan de versie met open dak. De auto heeft dan ook meer kenmerkende vormen, maar vaak is het toch zo dat versies zonder dak meer opbrengen. Vaak zijn die zeldzamer dan de coupé’s, maar omdat de twee auto’s alleen in 1957 tegelijkertijd gemaakt werden beconcurreerden ze elkaar niet en zijn er zelfs meer cabrio’s dan coupé’s. De coupé valt in het oog door de elegante ronde vormen, en – zoals eerder genoemd – door de vleugeldeuren. Beide waren functioneel, want door de vleugeldeuren was het makkelijker om bijvoorbeeld rijders te wisselen in een race. De vormen waren gedicteerd door de aërodynamica.




BMW 3.0 CSL

De CS’jes en CSI’tjes vervulden hun rol als luxe 2+2 prima, maar bleven ondanks ruim voldoende motorisering gewoon fijne tourers. De CSL was van een heel kaliber, wat voornamelijk kwam door het “CSL” in de naam. De “SL” staan voor hetzelfde als bij de bovengenoemde Benz, maar in dit geval is het ook daadwerkelijk een lichte auto. Met maar 1.165 kilo op schaal en rond de 200 pk voorin was het een veel rappere auto dan de ‘burgeruitvoeringen’. En natuurlijk ook een veel duurdere wegens onder andere gebruik van aluminium, dus zijn er maar 1.265 van gebouwd in verschillende uitvoeringen. Van 1971 tot en met 1975 waren er drie verschillende motoren beschikbaar, 2.985 cc, 3.003 cc en 3.153 cc. De laatste was dus niet echt zo ‘3.0’ als de naam deed vermoeden, maar BMW zit nooit echt met zulke onnauwkeurigheden. Het vermogen lag tussen de 180 en 206 pk. Dat was de personenauto, er was ook nog een raceversie die wegens zijn indrukwekkende bespoilering ‘Batmobile’ wordt genoemd. Die had niet zelden twee keer zo veel vermogen voorin, maar aangezien er daar maar 39 van zijn gebouwd is dat geen auto om als spotter erg serieuze hoop op te hebben.

Reacties op dit artikel


Stem nu voor de spot van de dag